Posts

Posts uit 2013 tonen

Guus Kuijer. De Bijbel voor ongelovigen 2. De uittocht en de intocht. Exodus, Jozua, Rechters. Amsterdam: Athenaeum - Polak & Van Gennep, 2013.

Het mooiste heb ik dit jaar voor het laatst bewaard: vanmiddag las ik deel twee uit van Guus Kuijers Bijbel voor ongelovigen.  Het eerste deel vond ik vorig jaar al indrukwekkend, dit tweede deel is zo mogelijk nog beter. Ik geloof niet dat Kuijer tot nu toe veel prijzen voor dit werk gekregen heeft, maar ik verwacht eigenlijk dat voor hij bij de Apocolyps is aanbeland allerwege erkend zal worden dat hier een van de belangrijkste literaire prestaties in ons taalgebied van deze jaren geleverd is. Want wat vertelt hij de verhalen – in dit deel die van Mozes tot en met die van Simson (en Delila) met smaak, met verve, met talent. Wat komen al die bijbelse personages tot leven. Ik vond bij deel 1 al dat de titel 'voor ongelovigen' iets teveel nadruk legde op het atheïsme van de auteur, die dat eigenlijk in dit boek steeds overstijgt. Ik geloof dat menige gelovige net zo veel kan beleven aan dit boek als menige ongelovige. Bijbel voor mensen  zou een betere titel zijn, want daar

Ilja Leonard Pfeijffer. La superba. Amsterdam: De Arbeiderspers, 2013.

La superba  was het boek van 2013, in ieder geval in Leiden, de vroegere thuisbasis van de beroemde eminente schrijver Ilja Leonard Pfeijffer. Iedereen was het deze zomer aan het lezen, iedereen had het erover. En ik liep daar natuurlijk weer zo'n beetje achteraan en las het boek pas in de kerstvakantie. Het is inderdaad een interessant boek, een grote stap op weg naar het meesterschap van Pfeijffer. Want er was altijd iets vreemds aan hem, als schrijver. Hij moest het lange tijd in zijn literaire werk hebben van grootspraak, hoogmoed, hyperbolen. Zijn poëzie, vooral zijn vroegste poëzie, is soms een beetje veel vuurwerk voor een niet altijd even rijke inhoud. En tegelijk was het duidelijk voor iedereen die hem een beetje kende – ik ken hem maar heel, heel oppervlakkig, ik ken hem zoals een gemiddelde inwoner van Leiden van de afgelopen twintig jaar hem kent – dat er daarbinnen minstens twee inhouden zaten. Die van een beminnelijke, gevoelige jongen, die bijvoorbeeld in  De filos

Halldor Laxness. Independent people. London: Random House, 2004 (1934-35)

Het leven in IJsland aan het begin van de twintigste eeuw, dat was een grote worsteling met de elementen en tussen de mensen onderling. En dan kwam ook de moderne tijd er tussendoor. Hoe deden die knoestige mensen dat? Die mensen uit een stuk, die vergroeid waren met hun stukje grond, die door enorme ijselijke omstandigheden op zoek gingen naar een schaap dat verdwaald was? Die niet van praten hielden maar wel degelijk wat voelden? Ik ben denk ik wel honderd keer opnieuw begonnen in Independent people  van de Nobelprijswinnaar Halldor Laxness. Ik heb het jaren geleden gekocht omdat het nu eenmaal op de lijst met de beste honderd boeken aller tijden stond die ik nog steeds moet aflezen. En ik wilde het lezen, maar kwam steeds niet door het mythologische deel heen. Tot ik dan tijdens deze kerstvakantie de tanden op elkaar zette en eindelijk aanbelandde in het deel dat speelt in onze huidige tijd (en dat begint op ongeveer een tiende van het boek). Ha, echte mensen! Maar eerlijk ge

Arnon Grunberg. Apocalyps. Amsterdam: Nijgh en Van Ditmar, 2013.

De personages van Arnon Grunberg houden niet van halve maatregelen. Er komt zelden iemand in zijn werk voor die maar een beetje dromerig op een bankje zit af te wachten op wat er komen gaat. Er woelt altijd van alles, de totale waanzin ligt altijd op de loer - en heeft alleen een aangrijpingspunt nodig, iets om helemaal op uit te kristalliseren. En dan barst binnen de kortste keren het geweld ook los. Die kortste keren, zo blijkt uit deze bundel, die lenen zich uitstekend voor verhalen. In de romans is er soms een wat lange aanloop nodig voor de uitbarsting, of is de nasleep wat ingewikkeld en vergezocht, maar een korte verhaal kan precies zo'n explosie bevatten. De waanzin schuift langzaam maar beslissend binnen. In het titelverhaal van deze bundel, bijvoorbeeld, krijgen we iemand voorgesteld die als kind met zijn ouders aan het Gardameer werkte, en die inmiddels na een loopbaan als fysiotherapeut als huis-aan-huisverkoper van meubelen in Nederland werkt. En die je goed kun

Emma Fasol. Aangeraakt. Amsterdam/Antwerpen: Archipel, 2011 (2009).

Ik lees niet vaak boeken waarop 'Haar huwelijk ideaal, haar minnaar onweerstaanbaar' staat. Allemaal vooroordelen! Deze keer had ik een persoonlijke reden om weleens zo'n boek te lezen – ik bleek de schrijfster van meer dan dertig jaar geleden te kennen – en ik heb me geen moment verveeld. Aangeraakt  vertelt het verhaal van een Nederlandse vrouw (Ezra) van tegen de veertig: een eigen tekstbureautje, een man, een kind, een beste vriendin, die ineens zomaar op de snelweg na een aanrijding een man tegenkomt. En die steeds kleine stapjes zet naar het overspel: ah, een sms'tje sturen, dan kun je altijd nog terug, ah, een kopje koffie drinken, dat doe ik met andere mannen ook. En het vertelt dat verhaal op een enorm meeslepende manier. Je kunt je bijna niet niet  met Ezra vereenzelvigen en zo langzaam maar zeker met haar mee je hele huwelijk overhoop halen. Het boek is bijna geschreven als het script van een tv-film. De stijl vestigt niet erg duidelijk de aandacht op zic

Tomas Ross. De tweede november Uitgeverij Cargo, 2013.

Gisteren was het precies negen jaar geleden dat Theo van Gogh werd vermoord. De week voor zijn dood had hij nog ruzie gemaakt met thrillerschrijver Tomas Ross over de montage van de film De zesde mei , over de moord op Pim Fortuyn. Ross had het scenario van die film geschreven, waarin werd gesuggereerd dat de AIVD die moord bewust niet had verhinderd. Al op de dag van de moord vroeg een journalist aan Ross of er nu ook een boek kwam De tweede november.  Ross wees dat van de hand als ongepast, en bovendien vond hij het niet aan de orde: dit was duidelijk geen complot, maar de actie van een groep dolgedraaide moslimjongeren. Inmiddels is Ross er anders over gaan denken, en nu is deze week De tweede november  toch verschenen. Er zat, in dit nieuwe boek, wel degelijk wat achter. Van Gogh krijgt bewijzen in handen dat de overheid inderdaad wat afwist van de moord, en dat Mat Herben per se Pim Fortuyn moest opvolgen om de JSF erdoor te drukken. En dat gebeurt een paar uur voordat hij wor

Hans Münstermann. Mischa. Uitgeverij De Kring, 2013

Eerder deze week was Hans Münstermann op de radio om iets te vertellen over zijn nieuwe boek, Mischa.  Ik kende Münstermanns naam wel, maar had nog nooit iets van hem gelezen. Maar tijdens het interview las hij tweemaal een langer fragment voor uit dit boek en daarbij gebeurde iets geheimzinnigs: hij zoog je helemaal het boek in. Het interview was er niet meer, dit was geen illustratie, hier werd voor je ogen een vrouw voor ogen getoverd, een vrouw van 65 die moet leren leven met het idee dat haar zoon verdacht wordt van een van de ernstigste misdaden die je je kunt voorstellen: de ontvoering van, het misbruik van, de moord op een tienjarig kind. Dus heb ik het boek meteen gekocht. Mischa  is toch iets minder meeslepend wanneer de auteur het niet zelf voorleest. Het thema is aangrijpend: hoe ga je om met die gedachte, het gevoel dat je eigen kind, inmiddels een succesvol man van veertig, ergens diep in zichzelf verstopt een monster lijkt te hebben gekoesterd? Rosa Weber gaat daar e

Marc Poorter. De Waarheid en het Koninkrijk. Amsterdam: Prometheus, 2013.

De schrijver Marc Poorter heeft zich de afgelopen weken her en der laten op de radio en de tv interviewen. Bovendien weet hij ook via het internet op allerlei manieren reclame voor zich maken, over dit boek dat gaat over zijn belevenissen als Jehova's Getuige. Het boek bestaat uit twee delen, maar de interviews gaan meestal vooral over het eerste, waarin Poorter het leven van een vijftienjarige 'Mario', een nauwelijks verhuld alter ego, die met zijn familie gelooft dat op 1 januari 1975 het Armageddon gaat uitbreken. Dat is ook wel terecht, dat het daarover gaat, want dat eerste deel is een stuk beter dan het tweede, waarin Poorter beschrijft hoe hij uiteindelijk als dertiger breekt met het geloof, nadat een paar 'broeders' hem hebben opgelicht en de andere 'broeders' hem weigeren bij te staan. Dat tweede deel is heel onevenwichtig, alsof Poorter het allemaal nog niet goed heeft verwerkt. De hoofdfiguur, nog altijd een nauwelijks verhuld enz., gedraagt z

William Boyd. Ordinary Thunderstorms. London: Harper Perennial, 2011 (2009).

De thriller is niet echt mijn genre. Door het opvoeren van de spanning word ik van de weeromstuit almaar afstandelijker, zie steeds meer de schrijver achter zijn computer zitten spelen met mijn onwetendheid als lezer. Waarom heb ik het dan toch gelezen? Omdat ik me herinnerde dat ik van Boyd weleens eerder boeken gelezen had, die me amuseerden – al herinnerde ik me niet dat ik in 2005 schreef dat 'ik niet snel weer een boek van Boyd' ging lezen. Nu ja, echt snél is acht jaar na dato ook weer niet. Ik wist nog wel dat in die boeken van Boyd iemand die alles voor elkaar dacht te hebben altijd binnen korte tijd alles verliest. Dat gebeurt nu ook weer: aan het begin komt een jonge klimatoloog, na een scheiding teruggekeerd uit Amerika naar Londen, door een ongelukkig toeval terecht in het huis van een farmacoloog die net vermoord blijkt te zijn. Hij doet daar een paar stomme dingen waardoor de verdenking over die moord alleen maar op hem kan vallen. Hij duikt daarom onder voor

Ian McEwan. Sweet Tooth. London: Random House, 2013 (2012).

Serena Frome is door een speling van het lot terecht gekomen bij de Britse geheime dienst, MI5. Het is weliswaar een kantoorbaantje, maar op een bepaald moment krijgt ze een missie: een jonge, wat conservatieve, schrijver voorzien van een beurs zodat hij het conservatieve geluid wat beter kan laten horen in de Britse samenleving. Die schrijver mag daar zelf niets van weten. Om nu te zeggen dat dit een opwindende missie is, gelijk aan die van James Bond – er wordt in Sweet tooth  een paar keer naar Ian Flemming verwezen, en de titel zelf zou natuurlijk zo aan een film over 007 kunnen worden gegeven – zou overdreven zijn. De spanning komt erin doordat Serena een verhouding begint met haar schrijver en gaandeweg steeds meer verliefd op hem wordt, zonder dat ze hem kan vertellen wat er aan de hand is. En dan biedt het laatste hoofdstuk een onverwachte ontknoping. Sweet tooth  is waar de moderne Britse literatuur goed in is: amusement op hoog niveau. Je verveelt je geen moment, je kunt

Carel ter Linden. Wat doe ik hier in godsnaam? Een zoektocht. Amsterdam: Arbeiderspers, 2013.

Carel ter Linden, een van de beroemdste dominees van Nederland – dit weekeinde was hij weer even te zien omdat hij de begrafenis van Prins Friso leidde. In zijn nieuwe boek  Wat doe ik hier in godsnaam? legt hij uit waarom hij niet meer in (een persoonlijke) God gelooft, en niet meer in een leven na de dood. Maar waarom hij zichzelf toch als een christelijke dominee blijft beschouwen. Het komt vooral door de wetenschap, en met name door de biologie. De wrede, blinde evolutie, en alle pijn en ziekte die ermee gepaard gaat, zijn onverenigbaar met een liefhebbende en almachtige God. Ter Linden laat soms (heel curieus, vind ik) in zijn boek een aantal natuurwetenschappers aan het woord – hij interviewt ze niet, ze nemen tijdelijk even de pen over –, die populair-wetenschappelijk uitleggen wat DNA is, en dergelijke. Mij lijkt dat Ter Lindens probleem is dat hij een monotheïst blijft: er is maar één werkelijkheid, zegt hij verschillende keren in dit boek. En als de wetenschap gelijk hee

Walter Siti. Resistere non serve a niente. Milano: Rizzoli, 2013 [2012]

De Amerikaanse econoom Keith Chen heeft een jaar of acht geleden in een laboratorium een aantal aapjes geleerd om met geld om te gaan: ze 'verdienden' muntstukken die ze tegen een bepaalde koers voor bananen of sinaasappels konden omruilen. Een van de resultaten van Chens onderzoek was dat de apen zo prostitutie ontdekten: binnen niet eens zo heel veel tijd was er een mannetje dat een vrouwtje munten aanbood voor sex; en een vrouwtje dat die munten accepteerde. Aan het begin van Walter Siti's nieuwe, succesvolle roman  Resistere non serve a niente  (Weerstand heeft geen zin) staat een essay dat de schrijver in een tijdschrift publiceerde naar aanleiding van dit onderzoek. Zijn wij door de komst van het geld niet allemaal hoeren geworden? Doen niet steeds meer mensen dingen die ze niet willen, alleen maar voor geld dat ze helemaal niet nodig hebben? Naar aanleiding van dat essay komt Siti in contact met Tommaso, een financieel specialist die getrouwd is met presentatrice

Reza Aslan. Zealot. The life and times of Jesus of Nazareth. Random House, 2013.

Jezus, de historische Jezus, de man die zo'n 2000 jaar geleden echt leefde in Palestina, wat was dat voor man? Het overtuigendste en meeslependste verhaal dat ik ooit over hem las, is het onlangs verschenen Zealot, van de Iraans-Amerikaanse geleerde Reza Aslan. Aslans voornaamste methode is om zich niet al te veel te verlaten op de evangeliën. Volgens hem ligt er één feit onomstotelijk vast: dat Jezus gekruisigd is. Uit dat ene feit weet hij vervolgens heel veel te reconstrueren. De Romeinen kruisigden namelijk alleen opstandige Joden, die het gezag van Rome niet wilden erkennen. Door een indringend beeld te geven van de roerige periode die enkele jaren voor Jezus' geboorte begon in Palestina, en die eindigde in 70 met de verwoesting van de Tempel, weet Aslan een overtuigend verhaal te reconstrueren over de historische Jezus. Hij was een man die opgroeide in een uitermate armoedig dorpje, Nazareth; die daardoor waarschijnlijk nauwelijks of geen scholing had; en die moet heb

Stephen Greenblatt. The swerve. How the world became modern. W.W. Norton & Company, 2013 (2011)

Poggio Bracciolini was een groot liefhebber van boeken – een vijftiende-eeuwer die het er af en toe best voor over had dat hij wat minder opschoot in zijn carrière als het betekende dat hij naar kloosters mocht gaan, met de kans om daar een manuscript aan te treffen van een verloren gewaand werk uit de klassieke oudheid;  zoals De rerum natura  van Lucretius. Dat wonderlijke gedicht, waarin Lucretius de leer van het epicurisme uiteenzet: de wereld en alles in de wereld bestaat slechts uit atomen en leegte, ook onze ziel; als er goden bestaan, zullen zij zich niet om de mensen bekommeren en na onze dood is er dan ook geen beloning of straf; het enige wat waarde heeft in het leven is het nastreven van genoegen – niet in de vorm van je uitbundig overgeven aan lichamelijk genot, maar door dingen te doen waarbij je je prettig voelt en die anderen niet schaden. (Ik vat het maar even in mijn eigen woorden samen.) Volgens Greenblatt is de hele moderne tijd begonnen met de herontdekking van

Jonathan Swift: Gulliver's Travels

De mensheid, daar deugt nou eens echt helemaal niets van. Wanneer je de mensen heel klein maakt, zie je hoe druk ze zich maken over roem en eer en andere onbelangrijkheden. Vergroot je ze uit, dan zie je hoe de huid van zelfs de knapste jonge vrouw vol puistjes en pukkels en oneffenheden zit. Niets van wat de mens doet, heeft ook maar de geringste betekenis. Neem nu de wetenschap: degenen die zich bezig houden met 'zuivere' wetenschap, gaan zo autistisch op in hun beslommeringen dat ze de wereld niet zien, degenen die de wetenschap willen toepassen, doen de meest onzinnige, om niet te zeggen schadelijke, uitvindingen. Daar komt nog bij dat de mens stinkt en egoïstisch is en agressief en vol duistere driften zit. Wie zou er met zulk volk te maken willen hebben? Gulliver's Travels is misschien niet echt een boek waar je nu eens vrolijk van wordt. De boodschap is eigenlijk zo zwart dat je hem maar op afstand plaatst, wat inmiddels natuurlijk ook al honderden jaren gebe

Fjodor Dostojevski: The possessed

Van alle boeken die ik ken van Dostojevski, is dit het treurigste, het pessimistische, het meest hysterische. In een Russische provinciestad lopen allerlei mensen door elkaar heen te roepen, op zoek naar een existentiële bodem onder hun bestaan. Waar je in andere boeken van Dostojevski het idee krijgt dat de schrijver zelf in ieder geval het idee heeft dat er misschien enige hoop te peuren valt uit de Russische ziel of de orthodoxe kerk of iets dergelijks, lijkt hier iedereen alleen maar enorm op zoek. Het christendom of het socialisme, de Russische ziel of de Slavofilie, het zijn allemaal maar halfbegrepen concepten. Temidden hiervan krijgt een groepje van vijf stadsgenoten het idee dat ze een geheime cel vormen in een geheim netwerk van allerlei van dit soort cellen doorheen heel Rusland, een instrument in een grote omwenteling die er nu gaat plaatsvinden. Waar die omwenteling heen moet leiden, dat lijken ze zelf ook niet te zien. Ze hebben weliswaar contact met een theoreticus

Aifric Campbell. The semantics of murder.London: Serpent's tail, 2008.

Als er over één taalkundige een roman geschreven moest worden, was het de Amerikaan Richard Montague (1930-1971). Overdag een streng, hard-werkend logicus, geobsedeerd door de gedachte dat ook Engelse zinnen volkomen logische, zij het mogelijk wat ingewikkelde, formules waren. 's Nachts een cruiser  die op geheime plekken bij het strand jonge mannen oppikte voor seks. En tussendoor een getalenteerd organist én een slimme handelaar in onroerend goed. Tot hij op 40-jarige leeftijd in zijn huis gewurgd werd onder nooit opgehelderde omstandigheden. Er waren die nacht – jaja – wat jonge mannen in zijn huis, die zijn Bentley meenamen (maar zijn portemonnee lieten liggen) die ze later in brand staken. Dat er inderdaad een roman over Montague geschreven is, wist ik al een tijdje. Nu heb ik hem ook gelezen: The semantics of murder  van de Ierse schrijfster Aifric Campbell. Nu gaat dat boek niet helemaal over Montague. Er komt een personage in voor dat Robert Hamilton heet, logicus en

Laurent Binet. HHhH. Paris: Éditions Grasset & Fasquelle, 2010.

Wat moet je vertellen over de Tweede Wereldoorlog? En vooral: hoe moet je dat doen? Kun je bijvoorbeeld wel fictie maken over iets dat zo gruwelijk is? En help je daarmee de ontkenners van de gruwelen niet, die iedere misser zullen aangrijpen om te ontkennen dat er ooit iets gebeurd is? Dat zijn belangrijke vragen, maar de boeken die ik erover gelezen heb, zijn altijd mislukt. Beatrice and Virgil van Yann Martel, dat voor zover ik weet allerwegen is afgemaakt. En nu dan HHhH (Himmlers Hirn heißt Heydrich) van Laurent Binet, dat juist weer veel bejubeld is (al vind ik op het internet ook kritische geluiden). Binets inzet is de omgekeerde van die van Martel: de laatste vind dat schrijvers moeten proberen door fictie nieuw leven in de herinnering aan de oorlog te blazen. Precies dat leverde hem kritiek op: is dat niet wel heel erg frivool? Binet heeft wat dat betreft een veel keuriger standpunt: je moet juist helemaal geen fictieve elementen gebruiken, zodra hij dat wel dreigt te doe

Stanislas Dehaene. The Number Sense. How the Mind Creates Mathematics. Oxford: OUP, 2011 (1997).

Als ik moest kiezen welke nog levende geleerde ik eigenlijk zou willen zijn, dan zou ik geloof ik Stanislas Dehaene kiezen. Wat is dat een held! Hij weet zo enorm veel, en vooral zo veel zulke interessante dingen! En hij heeft ook duidelijk zelf op hoog niveau bijgedragen aan het verwerven van die kennis! En hij kan dat allemaal ook nog eens zo vaardig en leesbaar en interessant opschrijven. Eerder las ik al een later boek van Dehaene, Reading in the Brain , een fascinerend verslag van hoe lezen precies werkt in ons hoofd – met name de 'lagere' functies van het lezen, het herkennen van de letters en de woorden. Ooit moest ik natuurlijk ook zijn eerdere boek lezen, over wiskunde. The Number Sense  verscheen bovendien in een geüpdatede versie: in een laatste hoofdstuk vertelt Dehaene over hoe recent onderzoek zijn beweringen van eind jaren negentig hebben bevestigd, verfijnd en in een heel enkel geval weerlegd. We hebben een gevoel voor getallen, een aangeboren gevoel, zo laa

Piet Grijs. ... honderd. Ik kom! Amsterdam, Querido, 2013

Dertig jaar geleden las ik bijna alles wat Hugo Brandt Corstius schreef. Althans, mijn ouders hadden een abonnement op Vrij Nederland  waarin hij onder allerlei namen schreef, net als in de NRC.  (Hij schreef ook in de Volkskrant, maar die lazen we maar af en toe. Het is achteraf ongelooflijk hoeveel hij schreef.) Enfin, de stukken in dit boek heb ik allemaal gelezen, want dit boek heb ik indertijd gelezen, al kon ik me niet alles meer herinneren. Er staan een paar beroemde reeksen in. Tien stukken die hij tegen de criminoloog Buihuisen schreef, bijvoorbeeld, en de tien enthousiaste stukken over de poëziebloemlezing van Komrij. Daarnaast staan er stukken in die hij schreef als Jan Eter, als Battus, als Victor Baarn (een pseudoniem dat ook prins Bernhard had gebruikt) en als drs. G. van Buren (waarachter je makkelijk koningin Juliana kon vermoeden). Wat er precies van die 100 stukken overblijft, 30 jaar na data, is wel interessant. De stukken tegen Buikhuisen zijn inmiddels berucht

Nikos Kazantzakis. Saint Francis. Chicago: Loyola Classics, 2005 (1956)

Vertaling: P.A. Bien Nikos Kazantzakis was een Griekse schrijver en een zoeker, een ongekende zoeker, ik geloof niet dat er iemand in de twintigste eeuw zo intensief, zo gepassioneerd, zo liefdevol, zo wanhopig en zo warmbloedig gezocht heeft – naar de zin van het bestaan, naar God, naar iemand die hem kon duidelijk maken waar het toe diende. Het moest een mens zijn die hem dat duidelijk maken, en daarom schreef hij altijd voor menselijke figuren: Jezus bijvoorbeeld, in The last temptation  en Christ Recrucified  of al die andere figuren, van Boeddha via Odysseus tot Lenin, die hij in zijn autobiografie Report to Greco  beschreef .  Of, natuurlijk Zorba 'de Griek' . Of, in dit boek, de heilige Franciscus. Franciscus is van alle personen in de boeken van Kazantzakis misschien wel de meest intense, de meest compromisloze – de heiligste. Anders dan Jezus is hij een mens, maar een mens die zich weet op te tillen tot God door te vasten en te bidden en allerlei extreem gedra

Willem Frederik Hermans. Boze brieven van Bijkaart. De Bezige Bij, 2011 (1977).

Midden jaren zeventig verhuisde Willem Frederik Hermans van Groningen, waar hij jarenlang lector in de geologie was geweest, naar Parijs. Hij schreef er een serie columns voor Het Parool  onder het pseudoniem Age Bijkaart. Waarom hij dat pseudoniem precies gebruikte? Ik heb geen idee. Hermans deed niet erg zijn best om te verhullen wie die stukjes precies schreef. Bijkaart had het de hele tijd over 'mijn vriend Willem Frederik Hermans' en beschikte daarbij over zoveel intieme informatie over die vriend, met wie hij bovendien de woonplaats en alles, alles leek te delen, dat ik niet aanneem dat er ooit iemand is geweest die dacht dat Age Bijkaart iemand anders was. De titel Boze brieven  is bovendien ook enigszins misplaatst, want behalve in de eerste paar brieven is er van boosheid niet zoveel sprake. Gelukkig maar, want de brieven over kwesties waarover Bijkaart zich wél opwond, zijn nu niet meteen de interessantste, of aantrekkelijkste. Het gaat dan vooral om 'socialis

David Sedaris. Let's explore diabetes with owls. Little, Brown & Company, 2013.

Wat maakt David Sedaris, misschien wel de populairste humoristische schrijvers van dit moment, af en toe zo onweerstaanbaar grappig? Wie dat wil weten zou zijn nieuwste boek, Let's explore diabetes with owls , zorgvuldig moeten bestuderen. Niet alleen omdat er in dat boek zulke grappige verhalen staan, trouwens – er staan ook een paar echt mislukte verhalen in. Die mislukte verhalen – een satire bijvoorbeeld op een soort Tea Party-lid dat zich druk maakt over het homohuwelijk en uiteindelijk zoenen met een jongen best fijn lijkt te vinden, of een verhaaltje over een vrouw die tegen Obama wil protesteren en zich door haar dochter laat overtuigen om dan een T-shirt aan te doen met Asshole  – zijn behaagziek; maar dat is het niet. Sedaris is altijd  een beetje behaagziek. Sommige van de verhalen in het nieuwe luisterboek zijn opgenomen voor een zaal, want hij treedt regelmatig op voor grote zalen. (In september komt hij in Carré.) De mislukte verhalen zijn geloof ik vooral mislukt

Jutta Chorus. Beatrix. Dwars door alle weerstand heen. Contact, 2013.

Ooit was de geschiedenis van pakweg een land in de eerste plaats: de geschiedenis van de koning. Over de onderdanen van laten we zeggen koning Filips II wist niemand iets. En wat er toevallig wel bekend was, interesseerde niemand. Wat die Filips allemaal deed en niet deed, dat was waar het eigenlijk om ging. Bij Shakespeare heet de koning van Frankrijk meestal France : de koning en zijn land waren één. Niet zo in onze tijd. Terwijl je zou denken en ook wel hoort beweren dat alles nu om de persoonlijkheid draait, is het oude instituut waarin persoonlijkheden zo belangrijk waren, steeds meer in zichzelf gekeerd. Wie was bijvoorbeeld Beatrix, tot vanochtend nog de koningin van Nederland? Dat is maar moeilijk te achterhalen. Leest ze weleens een Nederlandse roman? Als ze naar de tv kijkt, waar kijkt ze dan naar? Wat is haar mening over, pakweg, het programma De rijdende rechter?  Ik zou het niet durven zeggen. Het schijnt bij het koningsschap te horen dat ongeveer alles in nevelen gehu

Nick Hornby. Juliet, Naked. Riverhead books, 2009.

Nick Hornby is het duidelijkste voorbeeld van een feel good- schrijver. De strekking van Juliet, naked  is bijvoorbeeld niet speciaal opwekkend – het boek laat toch vooral zien hoe vergeefs ons aller streven is en het happy end  is wel het allerongeloofwaardigste deel van het boek. En toch knapt de lezer enorm op van dit boek, zoals van al Hornby's boeken. Dat komt natuurlijk door Hornby's tomeloze enthousiasme. Het boek gaat deels over een fan , een Engelse man die een groot deel van zijn leven heeft gewijd aan een Amerikaanse rockster die ermee opgehouden is (voor een ander deel gaat het over die rockster, en voor nog weer een ander deel over de vrouw van de fan die een relatie begint met de rockster). Met die fan wordt weliswaar de spot gedreven – hij zoekt van alles achter het werk dat er helemaal niet in blijkt te zitten – maar tegelijkertijd is Hornby zelf ook in alles wat hij doet een fan. Hij houdt van Charles Dickens en dus leest de rockster Charles Dickens. Je hoe

Hal Weitzman. Latin lessons: How South America Stopped Listening to the U.S. and Started Prospering. Chicago: Home Room, 2012

Hugo Chávez is dood, dat weet u ook wel. Hal Weitzman wist het nog niet toen hij zijn boek  Latin lessons publiceerde. Het lijkt me desondanks nog steeds een nuttig boek voor iedereen die iets wil begrijpen over wat er in Latijns Amerika is gebeurd in de afgelopen tien of vijftien jaar – hoe daar enkele linkspopulisten de macht hebben kunnen krijgen en deze bovendien hebben kunnen aanwenden om het continent een flink stuk sterker te maken. De belangrijkste oorzaak was volgens Weitzman: dat ze niet maar de Verenigde Staten luisterden. Ze konden zich dat onder andere permitteren doordat de VS minder belang was gaan hechten in wat er allemaal in de 'achtertuin' gebeurde, maar bovendien was de wrevel over Noord-Amerika in de loop van de tijd terecht of onterecht ook zo groot geworden dat men besloot zich te richten op andere partners dan alleen maar het noorden – op China bijvoorbeeld. Chávez was van die politiek misschien het meest uitgesproken gezicht en ook vermoedelijk (ik b

Amos Oz en Fania Oz-Salzberger. Jews and words. New Haven & London: Yale University Press, 2012.

Wat is een jood? Op de een na laatste bladzijde van Jews and words  komen de Israëlische romanschrijver Amos Oz en zijn dochter, de historica Fania Oz-Salzberger, ineens met een definitie: Who is a Jew? Whoever is wrestling with the question 'Who is a Jew?' Here is our personal definition: any human being crazy enough to call himself a Jew is a Jew.  Een opvallend woord in deze korte passage is het woord personal : hoe kunnen twee auteurs samen een persoonlijke definitie geven van een woord? We zitten daarmee precies middenin de complexe materie die Oz en Oz in dit boek behandelen. In de eerste plaats is er de doorlopende spanning van de traditie. De Joodse traditie is er volgens Oz en Oz vooral een van leraar en leerling: een eindeloze, zij het soms misschien onderbroken rij van enkele duizenden jaren van leraren en studenten, die met elkaar discussiëren, die met elkaar bekvechten, maar die er uiteindelijk voor zorgen dat de traditie niet alleen wordt doorgegeven maar

Chrétien Breukers. Het eerste gedicht. Over het lezen van poëzie.Varik: De Weideblik, 2013

"Was ik een recensent," schrijft Chrétien Breukers in zijn nieuwe boek Het eerste gedicht,  "dan zou ik zeggen dat Van Daalen een 'intrigerend en verontrustend spel van literatuur en leven speelt. Nu zeg ik: 'zelden een meer levende knekel gezien.'" Breukers is geen recensent, in dit boek. Hij bespreekt het eerste gedicht van tientallen in de afgelopen jaren geschreven bundels, maar hij wil daarbij geen recensent zijn. Dat gaat hem geloof ik vooral om het taalgebruik van recensenten; daar zet hij zich regelmatig tegen af, tegen die taal, net als tegen de taal van jyury's en flapteksten. Want Breukers is ook geen jurylid en geen flaptekstenschrijver. Maar behalve die dingen is hij verder van alles en nog wat in het Nederlandse dichtwereldje van het begin van de 21e eeuw: uitgever, dichter, beheerder van een weblog dat allerwegen wordt geroemd als hét podium voor poëzienieuws, De Contrabas .  En dat laatste is hij in Het eerste gedicht  nog het mee

Alexandr Poesjkin. Jevgeni Onegin. Roman in verzen. Amsterdam: Athenaeum - Polak & Van Gennep, 2012 (1833)

Vertaling: Hans Boland Alexandr Poesjkin, dat is ook weer iemand die zo groot is dat ik nog nooit echt iets van hem gelezen had. En daar dan weer van de ondersoort waarvan ik nu ik hem wél gelezen heb, nooit zal begrijpen wat me eigenlijk ooit heeft tegengehouden. Want waarom zou iemand níét Jevgeni Onegin lezen – de eerste roman ooit die de toon heeft waar je een beetje warm en zelfs vrolijk wordt, hoe koud en treurig de beschreven omstandigheden ook zijn, omdat de schrijver dingen weet te treffen waar je nooit eerder over nadacht. Zoals in dit geval de verliefdheid van Onegin: het gevoel dat de held treft omdat hij het meisje dat hij ooit o zo vriendelijk en begripvol afwees ineens als een sterke en trotse vrouw ziet, waardoor hij beseft hoeveel ze voor hem betekent. En het feit dat de bovenstaande samenvatting absoluut geen recht doet aan de subtiliteit van het gevoel, dat je het eigenlijk alleen kunt uitdrukken zoals Poesjkin het in zijn meesterwerk deed. Althans, wat daar

A.H.J. Dautzenberg. Rafelranden van de moraal. Amsterdam: Atlas Contact, 2013.

Volgens A.H.J. Dautzenberg leven we in een tijd van herlevende braafheid en conformisme. Schrijvers kleuren netjes binnen de lijntjes (dat is een uitdrukking die Dautzenberg regelmatig gebruikt, binnen de lijntjes kleuren ) en niemand durft nog aan de moraal te morrelen. Dautzenberg durft dat zelf wel en heeft de afgelopen jaar ook naam gemaakt met een aantal tamelijk spectaculaire acties. In Rafelranden van de moraal  bericht hij er zelf over: de fake-interviews met onder andere Arnon Grunberg die hij hield voor de VPRO-gids en een boekje over economie, zijn lidmaatschap van pedofielenvereniging Martijn, zijn 'polemiek' tegen de overleden zoon van A.F.Th. van der Heijden die eigenlijk een polemiek was tegen de brave polemiek 'binnen de lijntjes'. Nu moet ik toegeven dat mij niet helemaal duidelijk is wat deze kwesties precies verbindt, behalve dat ze volgens het achterflap 'veel stof deden opwaaien'. Het valt een beetje tegen dat Dautzenberg daar zelf ook w

Rob Wijnberg. De nieuwsfabriek. Hoe media ons wereldbeeld vervormen. Amsterdam: De Bezige Bij, 2013.

We zijn verslaafd aan nieuws, zegt Rob Wijnberg, de jonge ex-hoofdredacteur van nrc.next . We merken het misschien niet, dat het een verslaving is, er wordt bijzonder weinig over de verslaving geschreven, maar ondertussen nemen heel veel mensen toch maar iedere dag vele uren van nieuws tot zich: korte, kleine, geselecteerde berichtjes over dingen die er 'gebeurd' zijn (een politicus heeft zich versproken in de media, een beroemdheid is uit mekaar met een andere beroemdheid, ergens wordt een besluit genomen op een conferentie) en die samen pretenderen de wereld te weerspiegelen. Die ongebreidelde nieuwsconsumptie is om een aantal redenen ook nog slecht voor ons. Nieuws geeft een vertekend beeld van de werkelijkheid omdat het zich noodzakelijkerwijs concentreert op negatieve incidenten en de grote lijnen buiten beschouwing laat. Op een zeker moment vergelijkt Wijnberg het met snoep: bommetjes van 'lege' calorieën die snel in het bloed worden opgenomen en je daardoor een

Jonathan Franzen. Freedom. Farrar, Straus and Giroux, 2010.

Toen ik ongeveer op tweederde van Freedom was, maakte ik een vergissing: ik las online enkele van de recensies die er over dit boek verschenen zijn. En die hebben het plezier in het boek bijna bedorven. Bijna alle recensenten gaven toe dat ze het een mooi boek vonden, maar sommigen klaagden dat het toch echt geen Great American Novel, toch echt geen literatuur  was. Daarvoor zijn de gedachten niet diep genoeg en vooral: daarvoor is het boek te realistisch. En het realisme is nu eenmaal al sinds de negentiende eeuw dood. Nu is Freedom  inderdaad misschien niet zo diep. Ik heb er in ieder geval weinig nieuwe ideeën door gekregen over wat vrijheid is. Je ziet wel hoe allerlei mogelijke beperkingen worden afgewerkt: je bent minder vrij door de relaties die je aangaat, door de gevoelens die je voor mensen ontwikkelt, door je eigen karakter en wat je misschien van je familie hebt meegekregen. Dat zijn natuurlijk ook precies de thema's van het 19e-eeuwse realisme: de manier waarop

Maxim Februari. De maakbare man. Amsterdam: Prometheus, 2013.

M. Februari heeft altijd een spel met identiteiten gespeeld. Hij heeft een periode gehad dat hij een andere naam gebruikte voor wetenschappelijk werk (M. Drenth) dan voor literair werk (M. Februari). Hij heeft een proefschrift geschreven onder beide namen. Hij heeft op verzoek van de Volkskrant van het initiaal M ooit de voornaam Marjolijn gemaakt, en die naam meegenomen naar NRC Handelsblad . En nu heeft hij ervoor gekozen om een man te zijn en zich Max te noemen. M. Februari is een van de interessantste schrijvers van ons land, onder andere vanwege zijn ernst en zijn verwondering – de interessante combinatie van filosofische reflectie en nuchtere alledaagsheid. Dat alles zet hij ook in dit boek in, De maakbare man,  een kort en kraakhelder boek over zijn besluit om testosteron tot zich te nemen en dus (nog meer) man te worden. Toch valt het boek een beetje tegen. Het is erg duidelijk dat Februari eigenlijk niet al te veel over de zaak wil zeggen en zich niet al te veel wil uitsp

Noam Chomsky. The Essential Chomsky. The New Press, New York. (2008)

Er zijn weinig levende mensen die ik zo bewonder als Noam Chomsky, de intellectueel, de taalkundige, de politiek denker. Niet omdat ik vind dat hij nu altijd gelijk heeft, want dat vind ik zelden – al kom ik er vaak ook achteraf achter dat hij dat achteraf misschien wel had, en ik niet. Maar omdat hij zo duidelijk strijdt voor zijn mensbeeld, zo onvermoeibaar nu nog steeds ondanks zijn toch al gevorderde leeftijd opkomt tegen wat hij als onrecht ziet. En dan is er zijn verpletterende werk over taal en taalwetenschap, waarvoor ook weer geldt dat ik de dingen niet noodzakelijkerwijs zo zie als hij, maar waar hij de mensheid wel een rijk oeuvre heeft gegeven vol met volkomen nieuwe inzichten, puzzels, vragen, antwoorden, manieren om die antwoorden in twijfel te trekken, enzovoort. Hoe kan iemand dat allemaal bij elkaar bedenken en dan ondertussen ook nog tienduizenden lezingen geven over de hele wereld, honderden e-mails per dag beantwoorden (de paar keer dat ik naar hem schreef, kree

Alfred Brendel. Fingerzeig / Störendes Lachen während des Jaworts. Hörverlag, 1997.

Alfred Brendel debuteerde zo'n zeventien jaar geleden – hij was de gepensioneerde leeftijd al voorbij – als dichter. Hij was natuurlijk al heel bekend als pianist. Hij is een prachtig pianist, met een heldere toon, zo iemand die ieder stuk dat hij speelt volkomen transparant weet te maken. Het klinkt allemaal zo moeiteloos, als Brendel het doet. Zijn gedichten zijn ook zo, vooral als hij ze zelf voorleest. Het zijn het soort gedichten die verrassen, die grappig zijn, die je meteen kunt begrijpen, en vooral: waarvan je je zou kunnen voorstellen dat je ze zelf geschreven had, ook al ben je geen dichter: (...) Den Mitgliedern des Hust- und Klatschvereins obliegt genaueste Kenntnis der Musikstücke damit nach feierlichen Schlüssen unverzüglich geklatscht und bei leisen Stellen zumal in der lähmenden Stille von Generalpausen deutlich gehustet werden kann (...) Ik heb weleens gelezen dat Brendel die gedichten in het vliegtuig placht te schrijven, onderweg van het ene interna

Louis Couperus. Eline Vere. DBNL, 2012 (1889)

Het was lang geleden, heel lang geleden, dat ik Eline Vere  voor het laatst las. Het was wel niet in de negentiende eeuw, maar het boek was nog geen 100 jaar oud, terwijl het er inmiddels bijna 125 telt. Het was mijn eerste Couperus, het begin van een levenslange liefde voor die schrijver. Ik durfde er nooit naar terug te keren, omdat ik bang was dat ik teleurgesteld zou worden. Maar omdat de DBNL het boek onlangs als e-book uitbracht, durfde ik het nu wel aan. En werd inderdaad wel teleurgesteld, maar minder dan ik had verwacht, zodat het dus eigenlijk toch wel weer meeviel. (Even terzijde: wat is de Wikipedia-pagina over Eline Vere vreselijk knullig! Het lijkt me een slechts lichtelijk bewerkte versie van een boekverslag door een scholier. Ik hoop dat er snel iemand tijd heeft om er wat meer van te maken.) Het is duidelijk dat Couperus in zijn latere 'Haagse' romans betere versies van Eline Vere geschreven heeft. Zo zijn de meeste geloofwaardige personen in Eline Vere

Timur Vermes. Er ist wieder da. Eichborn Verlag, 2012.

Voor de recensent van The Sun  bewijst het recente succes van de roman Er is wieder da (de verrassing van de afgelopen maanden in Duitsland) het maar weer eens: de Duitsers hebben geen humor . Grappen maken over Hitler, dat hebben de Britten al zo lang geleden zoveel beter gedaan! Die recensie bewijst volgens mij alleen maar dat Duitsers inmiddels een beter gevoel voor humor hebben dan de recensent van The Sun . Natuurlijk: natuurlijk lopen er decennialang Britse komieken met kleine snorretjes te brullen, maar een pijnlijke, zo slimme satire als Er ist wieder da , daarvoor moet je tegenwoordig toch eerder in Duitsland zijn. (Ik geloof dat het idee dat men daar geen humor heeft inmiddels toch ook wel naar de prullenbak kan.) Er ist wieder da  wordt verteld door Adolf Hitler. Die wordt op een zomermiddag in 2011 wakker op een voetbalveldje in Berlijn. Zijn lichaam is 56-jaar oud, zoals het in 1945 was. Hij blijkt het nog te kunnen: al snel krijgt hij een 'act' aangeboden in e