Remco Campert. Compact. Amsterdam: Van Oorschot, 2016.

Nu Simon Carmiggelt, Annie M.G. Schmidt en Margo Minco aan de beurt waren geweest, mocht Remco Campert niet ontbreken in de serie Gedundrukt van Van Oorschot, waarin ieder jaar kennelijk een 'meester van de korte baan' wordt geëerd.

Helaas is de selectie, op verzoek van Campert gemaakt door zijn biograaf Mirjam van Hengel, nogal braaf uitgevallen. In de drie afdelingen, met gedichten, verhalen en columns, overheerst een licht melancholische toon en wordt vooral veel autobiografisch of quasi-autobiografisch teruggekeken op des schrijvers jonge jaren. (Althans, er gaat nogal veel over die jonge jaren. In technische zin wordt er natuurlijk niet altijd teruggekeken, omdat sommig werk in die jonge jaren geschreven is.) Er zijn verhaaltjes en gedichtjes over de kindertijd, over de jonge jaren, als jonge student.

Misschien is het omdat Van Hengel met haar onderzoek voor haar eigen boek vooral die periode heeft afgedekt en dus dat deel van het oeuvre goed kent, maar mij ging het op zeker moment een beetje vervelen. Ik had liever wat van de wat raardere, wat dwarsere, en vooral de wat grappigigere kanten van Campert gezien.

Meer dan bij eerdere deeltjes had ik bij Campert Compact het idee dat hier wel iemand heel erg gecanoniseerd werd; en dat het werk de geur van heiligheid niet kon dragen. De terloopse melancholie wordt te sterk als hij te geconcentreerd wordt opgediend.

Wat trouwens niet wil zeggen dat ik toch niet blij ben, vooral met het poëziegedeelte. Het is altijd fijn om de dichter Campert te lezen, met zijn onovertroffen achteloze parlandotoon. Hopelijk komen er snel ook nog andere verzamelingen.

Reacties

Populaire posts van deze blog

Paul Celan. Verzamelde gedichten. Amsterdam: Meulenhoff, 2003.

Walt Whitman. Leaves of Grass. Grasbladen. Amsterdam: Em. Querido, 2005 (1855).

Raoul de Jong. Jaguarman. Mijn vader, zijn vader en andere Surinaamse helden. Amsterdam: De Bezige Bij, 2020.